Van de adviseur mag actieve houding worden verwacht

Dossier door Mr. C. (Coen) Fledderus - 3 december 2024

Van de adviseur mag actieve houding worden verwacht

Een financieel adviseur die in opdracht van diens klant bemiddelt bij het sluiten van een verzekering heeft de plicht om ervoor te zorgen dat die verzekering vervolgens ook daadwerkelijk tot stand komt. In deze zaak, die aan de Rechtbank Zeeland-West-Brabant was voorgelegd, stond de vraag centraal of de adviseur verantwoordelijk kan worden gehouden voor het in het aanvraagsysteem ‘blijven hangen’ van een overlijdensrisicoverzekering. De casus was als volgt.

X heeft in juni 2019 een woning gekocht tezamen met haar echtgenoot. Voor de financiering daarvan heeft X via haar adviseur een hypothecaire geldlening gesloten bij IQWOON Hypotheken. In het adviesrapport is op basis van de financiële situatie van X en haar echtgenoot een persoonlijk profiel opgemaakt. In dat adviesrapportadviseert de adviseur om voor het risico van overlijden een overlijdensrisicoverzekering te sluiten met een verzekerde som van 135.000 euro. X heeft aan de adviseur opdracht gegeven om deze verzekering bij Nationale-Nederlanden af te sluiten. Kort nadat de woning in januari 2020 aan X en haar echtgenoot was geleverd, is ook hun oude woning verkocht en geleverd. Het restant van de hypothecaire geldlening bij ABN-Amro ten behoeve van de oude woning is bij het passeren afgelost. Aan deze hypotheek bij ABN-Amro was ook een overlijdensrisicoverzekering gekoppeld met een verzekerde som van 1.277.000 euro. ABN-Amro heeft per e-mail aan X en haar echtgenoot de vraag voorgelegd of deze overlijdensrisico opgezegd diende te worden. De echtgenoot van X heeft deze e-mail van de bank aan de adviseur doorgestuurd. De overlijdensrisicoverzekering bij ABN-Amro is door X en haar echtgenoot per 2 mei 2020 beëindigd. In oktober 2020 is de echtgenoot van X overleden. De overlijdensrisicoverzekering bij Nationale-Nederlanden bleek echter niet tot stand gekomen te zijn, waardoor X geen aanspraak kon maken op het beoogde verzekerde bedrag van 135.000 euro. X heeft daarop haar blik gericht op de adviseur die immers de opdracht had om de overlijdensrisicoverzekering bij Nationale-Nederlanden te sluiten. De (beroepsaansprakelijkheids-verzekering van de) adviseur verweert zich in rechte tegen de vordering tot schadeloosstelling door X. De rechtbank stelt voorop dat de adviseur de zorg van een redelijk handelend en redelijk bekwaam adviseur in acht moet nemen bij het uitvoeren van de aan hem verstrekte opdracht. Deze zorgplicht houdt onder meer in dat de adviseur ervoor moet waken dat de tot zijn portefeuille behorende verzekeringen aansluiten bij de belangen van de klant. De rechtbank stelt vervolgens vast dat de adviseur in opdracht van X in juli 2019 een aanvraag voor een overlijdensrisicoverzekering bij Nationale-Nederlanden heeft ingediend. Deze aanvraag is in het digitale systeem van Nationale-Nederlanden blijven hangen en niet verder in behandeling genomen. Volgens de rechtbank had het op de weg van de adviseur gelegen om zich actief op te stellen en de belangen van X te bewaken. Concreet had van de adviseur verwacht mogen worden dat hij na het indienen van de aanvraag, dan wel ten tijde van het passeren van de hypotheekakte, had moeten controleren of de verzekering bij Nationale-Nederlanden daadwerkelijk tot stand was gekomen. Door de adviseur is ter zitting erkend dat de status van de verzekering eenvoudig in het kantoorsysteem gecontroleerd kan worden. De rechtbank is derhalve van oordeel dat de adviseur de op hem rustende zorgplicht heeft geschonden. Door de adviseur wordt (onder meer) nog aangevoerd dat niet zeker is dat de overlijdensrisicoverzekering bij Nationale-Nederlanden tot stand zou zijn gekomen. Want de echtgenoot van X was immers ten tijde van de aanvraag (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt. Volgens de adviseur zou hiermee het causaal verband tussen de fout en de geleden schade ontbreken. De rechtbank gaat hier echter niet in mee. Er staat volgens de rechtbank immers niet vast dát Nationale-Nederlanden de aanvraag niet geaccepteerd zou hebben. Niet uitgesloten is dat de verzekering tegen andere voorwaarden zoals bijvoorbeeld een hogere premie tot stand was gekomen, aldus de rechtbank. Het had volgens de rechtbank op de weg gelegen van de adviseur en de bij hem aanwezige expertise om dit verweer deugdelijk te onderbouwen. De rechtbank stelt vervolgens vast dat de omvang van de schade van X gelijk is aan het bedrag dat door Nationale-Nederlanden na het overlijden van haar echtgenoot niet werd uitgekeerd. De schade van X bedraagt dus naar het oordeel van de rechtbank 135.000 euro. De adviseur doet tot slot een beroep op ‘eigen schuld’ (artikel 6:101 BW) van X en haar echtgenoot. De adviseur is van mening dat de beide echtelieden zelf ook hadden moeten controleren of de beoogde verzekering daadwerkelijk was afgesloten. In ieder geval had dit moeten gebeuren voordat de oude verzekering bij ABN-Amro door X en haar echtgenoot werd opgezegd. De rechtbank stelt vast dat X er inderdaad niet zonder meer vanuit had mogen gaan dat de premiebetaling voor de overlijdensrisicoverzekering in de hypotheekbetalingen was verwerkt. Hoewel de rechtbank dus van oordeel is dat X en haar echtgenoot wel eigen schuld hebben aan de positie waarin zij zijn komen te verkeren, wordt de schadevergoedingsplicht van de adviseur door de rechtbank maar met 10 procent verminderd. De rechtbank overweegt in dat verband dat X en haar echt-genoot in hoge mate mochten vertrouwen op de deskundigheid van de adviseur. Nu de adviseur zijn professionele zorgplicht (ernstig) heeft verzaakt, is het nalaten van X om zich actiever op te stellen qua verwijtbaarheid beperkter dan de normschending van de adviseur. De slotsom is dat de adviseur aansprakelijk is jegens X voor de geleden schade. En dat de adviseur gehouden is om 90 procent van die schade aan X te vergoeden.


Deel dit artikel
Tags: ,