Verzekeraar niet verplicht tot premierestitutie met terugwerkende kracht
Dossier door 22 september 2024
-X is eigenaar van een auto. Omdat de auto voor langere tijd bij een garagebedrijf stond, heeft X in augustus 2023 het kenteken bij de RDW geschorst. Volgens X is zij zich er gedurende de schorsing niet van bewust geweest dat de verzekering al die tijd gewoon doorliep. Toen zij daar achter kwam, heeft zij in maart 2024 de verzekering beëindigd. Het verzoek van X om de premie in de periode tussen augustus 2023 en maart 2024 aan haar terug te betalen, is door de verzekeraar deels afgewezen. Want voor de aanvullende verzekeringen zoals de inzittendenverzekering en de pechhulpdiensten is de verzekeraar X wel tegemoet gekomen. Maar voor het deel van de premie. dat ziet op de WA en de Volledig Casco, voelt de verzekeraar hier niet voor. X legt daarom de vraag voor aan de geschillencommissie of de verzekeraar ook gehouden is om dat deel van de premie terug te betalen. De geschillencommissie beantwoordt deze vraag ontkennend. Want de verzekering bood namelijk ook dekking tijdens de schorsing toen de auto bij het garagebedrijf stond. De verzekeraar heeft gedurende deze periode dus risico gelopen en daarvoor is X als verzekeringnemer premie verschuldigd. De reeds door X betaalde premies mag de verzekeraar dus behouden. Hoewel dit volgens de geschillencommissie niet onredelijk is − de verzekeraar is immers al coulant geweest door een deel van de premie onverplicht wel terug te betalen − geeft zij aan de verzekeraar toch in overweging om een eerder gedaan aanbod ter finale kwijting alsnog gestand te doen. Overigens gaat het beroep dat X deed op artikel 1 van de Grondwet in deze zaak niet op. In de eerste plaats niet omdat X niet aannemelijk heeft gemaakt dat de terugbetaling door de verzekeraar van de premie van een vriendin en haar ex-partner een ‘gelijk geval’ oplevert zoals in artikel 1 van de Grondwet staat. En in de tweede plaats niet omdat artikel 1 van de Grondwet vooral ziet op de publiekrechtelijke verhouding tussen de overheid en de burger. Dat is een andere verhouding dan de privaatrechtelijke verhouding tussen een verzekeringnemer en diens verzekeraar, aldus de geschillencommissie. De vordering van X wordt dus (via niet-bindend advies) afgewezen.