Opzegging per hoofdpremievervaldatum is niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid
Dossier door 31 oktober 2023
-Tussen X en Klaverblad is sinds 2017 een rechtsbijstandverzekering van kracht. Klaverblad heeft in januari 2022 aan X bericht dat de verzekeringsovereenkomst zal worden beëindigd per de eerstvolgende hoofdpremievervaldatum van 2 juni 2022. Klaverblad heeft hierbij dus de in de polisvoorwaarden voorgeschreven termijn van twee maanden in acht genomen. X is het met deze opzegging niet eens en hij legt de zaak voor aan de geschillencommissie. X stelt dat hij door deze opzegging financieel is benadeeld en stress heeft ondervonden met medische problemen tot gevolg. Volgens X had Klaverblad een reden voor de beëindiging moeten opgeven en X behulpzaam moeten zijn bij het vinden van een alternatieve rechtsbijstandverzekering. De geschillencommissie beslist echter anders. Er wordt namelijk vastgesteld dat de bepaling in de polisvoorwaarden, waar Klaverblad zich op beroept, in overeenstemming is met de wet (artikel 7:941 lid 1 BW). Klaverblad heeft zich aan de termijn van twee maanden gehouden. De polisvoorwaarden en de wet schrijven voor dat Klaverblad bij de opzegging een reden had moeten opgeven en/of een alternatief voor de rechtsbijstandverzekering had moeten aanbieden. Deze feiten en omstandigheden zijn bovendien onvoldoende zwaarwegend om tot de conclusie te komen dat de opzegging naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid is. Dit geldt ook voor het geval vast zou komen te staan dat X elders geen nieuwe rechtsbijstandverzekering kan afsluiten of alleen tegen een hogere premie. Volgens de geschillencommissie wordt een opzegging per hoofdpremievervaldatum nu eenmaal niet snel in strijd geacht met de redelijkheid en billijkheid. Dit kan alleen in zwaarwegende gevallen anders zijn waarvan in deze zaak dus niet is gebleken. De vordering van X wordt via bindend advies afgewezen.