In de rechtspraak verschijnt met enige regelmaat een uitspraak waarin een door de verzekeraar voorgeschreven alarmclausule (of andere vereisten van diefstalpreventie) een rol spelen.

In de straat van de woning van X doet zich op enig moment ’s avonds een breuk in de waterleiding voor. Via de buurtapp wordt X hierop geattendeerd en wordt aangekondigd dat het water zou worden afgesloten.

X is met zijn partner op vakantie in Italië. In de periode van 7 tot 10 september 2021 werd ook Rome aangedaan.

X stelt dat haar pruik tijdens het bereiden van het avondeten vlam heeft gevat. X claimt bij haar inboedelverzekeraar ABN Amro de kosten van de pruik.

Het slachtoffer van een ongeval heeft in beginsel recht op vergoeding van de schade die als gevolg van het ongeval geleden wordt als een ander voor dit ongeval aansprakelijk is.

Verzekeraars worden in de letselschadepraktijk dikwijls geconfronteerd met een slachtoffer dat na een aanrijding, waarvoor hun verzekerde aansprakelijk is, er vreselijk aan toe is. In de onderhavige zaak gaat het om een meisje van net geen veertien jaar.

In september 2021 was X een weekend weggeweest. Bij terugkomst op maandagochtend constateerde X dat er in diens woning was ingebroken. De inbrekers hebben vooral horloges en sieraden buit gemaakt.

Begin dit jaar verschenen er twee bijdragen van mij over artikel 7:959 lid 1 BW. De eerste bijdrage ging over kwaliteitseisen die het Achmeaconcern stelde aan contra-expertise. De HR vond op 28 januari 2022, ECLI:NL:HR:2022:81, die eisen niet acceptabel.

X is eigenaar van een Volkswagen Caddy. Ten behoeve van deze auto sluit X een autoverzekering af bij ASR.

X is in de zomer van 2020 slachtoffer geworden van een inbraak. De inbrekers hebben zich via de voordeur toegang verschaft tot de woning van X, die op dat moment niet thuis was.

Bij het sluiten van een autoverzekering geeft de verzekeraar dikwijls op het polisblad aan aan welke beveiligingseisen de te verzekeren auto moet voldoen. Het is van groot belang dat de verzekeringnemer aan die beveiligingseisen voldoet.

De consument is nog onvoldoende bekend met de mogelijkheid van naturaherstel bij schade aan inboedel en opstal als alternatief voor uitbetaling van het schadebedrag door de verzekeraar. En dat is jammer.

‘De waarheid en niets dan de waarheid’ is een vooral uit Amerikaanse advocatenfilms bekende verklaring. Getuigen moeten bevestigen dat zij aldus zullen verklaren. In Nederland kennen we dat ook.

De consument heeft een rechtsbijstandverzekering afgesloten bij de verzekeraar. De consument heeft op 5 april 2019 een beroep gedaan op zijn verzekering in verband met een geschil met zijn keukenleverancier.

De consumenten hebben bij de gevolmachtigde van een zorgverzekeraar een zorgverzekering afgesloten. Daarnaast hebben de consumenten bij dezelfde tussenpersoon, optredend als gevolmachtigde van een andere verzekeraar, een reis- en annuleringsverzekering afgesloten.

Asbest werd vroeger veel gebruikt vanwege meerdere toen als positief beoordeelde eigenschappen. Inmiddels staat vast dat vrijgekomen asbestvezeltjes gevaar vormen voor de menselijke gezondheid. Veel daken, met name van schuren op het platteland zijn destijds voorzien van asbest, in plaats van stenen dakpannen.

De adviseur moet duidelijk communiceren met zijn klant X had voor haar personenauto een autoverzekering gesloten bij ASR. Voogd & Voogd trad daarbij op als gevolmachtigde van ASR. X wilde deze autoverzekering beëindigen.

X was eigenaar van een Kymco-snorfiets. De Kymco werd in de avond van 9 op 10 november 2021 gestolen. De volgende dag heeft de zoon van de eigenaar van de Kymco online aangifte gedaan van de diefstal.

In de Beursbengel gaat het vaak over wat complexere zaken, verzekeringen en wettelijke ontwikkelingen. Deze keer gaan we even terug naar de basis. Veel tussenpersonen sluiten een opstalverzekering voor hun klanten op basis van de beste ervaringen met een bepaalde verzekeraar.

Het moment van de waarheid voor een verzekeringspolis is als er schade is. Heel vaak – en steeds vaker – gaat dat goed. Maar zo af en toe (bij 3 procent van de letselschadedossiers) gaat het vreselijk mis of duurt het vreselijk lang.