Wel sprake van beroepsfout, maar geen verplichting tot vergoeden van schade

Dossier door Mr. C. (Coen) Fledderus - 31 oktober 2023

Tussen klanten en hun verzekeringsadviseur bestaat soms een langdurige relatie. De vaste adviseur fungeert dan als vraagbaak voor en anker bij alle aangelegenheden op het gebied van verzekeringen. Juist van zo’n adviseur mag dan verwacht worden dat hij weet welke aspecten van een bepaalde verzekering voor deze klant van belang zijn. Oftewel weet de klant in voldoende mate wat de reikwijdte van de dekking van een bepaalde verzekering is? In deze zaak die in hoger beroep aan het hof in Leeuwarden was voorgelegd, staat de vraag centraal of de adviseur verantwoordelijk gehouden kan worden richting zijn klant voor het ontbreken van dekking. De casus was als volgt.

X is eigenaar van een rietgedekte woning. Deze woning staat al sinds 2005 leeg en werd te koop aangeboden. X woont met zijn echtgenote in een andere woning in een andere plaats. Ten behoeve van de woning was een opstalverzekering afgesloten bij Zevenwouden. Maar omdat deze verzekeraar het risico op schade als gevolg van de leegstand te groot vond worden, is deze verzekering in 2011 door haar beëindigd. Y is al sinds 25 jaar de vaste adviseur van X op het gebied van verzekeringen. Door Y is bemiddeld bij het sluiten van een nieuwe opstalverzekering bij Aegon per april 2011. Op het polisblad van Aegon is dezelfde verzekerde som overgenomen als bij Zevenwouden, te weten € 380.000. In een daaropvolgend afgegeven polisblad in 2015 is deze verzekerde som nog verhoogd naar ruim € 417.000. De woning is in september 2015 verkocht voor een bedrag van € 190.000. De kopers kregen echter de vereiste financiering niet rond waarna de koop kort daarna is ontbonden. Niet lang daarvoor is de woning afgebrand. De schade aan de woning is door de expert van Aegon vastgesteld op € 150.000 op basis van de verkoopwaarde. De herbouwwaarde is bepaald op ruim € 379.000. Aegon heeft de schade afgewikkeld conform de verkoopwaarde en aan X het bedrag van € 150.000 uitgekeerd. X is echter van mening dat Aegon de schade op grond van de herbouwwaarde moet uitkeren en hij vordert het verschil tussen beide bedragen. In de daaropvolgende gerechtelijke procedure is zowel Aegon als Y in rechte betrokken. In eerste aanleg vangt X bot bij de rechter waarna de zaak wordt voorgelegd aan het hof in Leeuwarden. Ook bij het hof strandt de vordering van X op Aegon. Want volgens het hof staat vast dat Aegon aan haar verplichtingen uit hoofde van de verzekeringsovereenkomst heeft voldaan door de uitkering naar verkoopwaarde aan X over te maken. Uit de polisvoorwaarden volgt volgens het hof immers dat bij een woning die langer dan twee maanden buiten gebruik is en of te koop staat, de schade wordt afgewikkeld op basis van verkoopwaarde. Aegon is dus niet verplicht tot uitkering op basis van herbouwwaarde. Bij het hof ligt ook de vraag ter beantwoording voor of Y jegens X zijn zorgplicht heeft geschonden. X verwijt zijn adviseur namelijk dat hij de polisvoorwaarden van Aegon niet aan hem heeft doorgestuurd. Ook heeft Y de polisvoorwaarden niet doorgenomen met X en hem niet gewezen op het afwikkelen van schade op basis van verkoopwaarde als de woning te koop en/of leeg stond. Het hof geeft X op dit punt gelijk. Van een bekwame adviseur mag worden verwacht dat hij X opmerkzaam had moeten maken dat schade aan een leegstaande woning (die sinds lange tijd te koop wordt aangeboden) zal worden afgewikkeld op verkoopwaarde en niet op herbouwwaarde. Het was dus logisch geweest dat van Y om X hierop te wijzen. Dit gold te meer nu er bij X de indruk kan ontstaan dat de brandschade voor een veel hoger bedrag zou worden afgewikkeld dan de verkoopwaarde van € 150.000 gelet op het bedrag van € 380.000 dat genoemd werd op het polisblad. Y heeft kortom jegens X een beroepsfout gemaakt door X ten onrechte in deze veronderstelling te laten verkeren. Maar volgens het hof leidt deze vaststelling niet tot een verplichting van Y om de gevorderde schade van X ook daadwerkelijk te vergoeden. Het hof stelt in de eerste plaats vast dat X heeft nagelaten om aannemelijk te maken dat er een andere verzekering voor de woning gesloten had kunnen worden die ook dekking bood op basis van herbouwwaarde bij een leegstaande en/of te koop aangeboden woning. De enkele stelling van X dat dit een theoretische mogelijkheid was, legt daarvoor volgens het hof onvoldoende gewicht in de schaal. In de tweede plaats vindt het hof het niet aannemelijk dat X de woning weer zelf zou hebben bewoond en of uit de verkoop zou hebben gehaald als Y wél zou hebben gewezen op de polisbepaling dat de schade op basis van verkoopwaarde in plaats van herbouwwaarde werd afgewikkeld. X woonde immers al in een andere woning in een andere plaats waar hij en zijn echtgenote welbewust pal naast hun zoon en diens gezin woonden. Volgens het hof ligt het in dat geval bepaald niet voor de hand dat X dan gekozen zou hebben voor de ingrijpende beslissing om weer naar de oude woning terug te verhuizen. Ook het scenario om de woning in dat geval te verhuren, acht het hof niet geloofwaardig. Want X heeft nagelaten om aan te tonen dat de Rabobank, waar de hypotheek voor de woning was gesloten, hiervoor toestemming zou hebben verleend. Het hof acht dat onzeker, nu X onder toezicht stond van de afdeling bijzonder beheer van de bank vanwege de dubbele hypotheeklasten van beide woningen. Nu volgens het hof causaal verband ontbreekt tussen de beroepsfout van Y en de schade van X, komt het daarmee tot de slotsom dat de adviseur de door X geleden schade (het verschil van een uitkering op basis van verkoopwaarde versus een uitkering op herbouwwaarde) niet hoeft te vergoeden. De vordering van X jegens de adviseur wordt dus afgewezen.


Deel dit artikel
Tags: