Een tussentijdse opzegging van een verzekering moet zorgvuldig gebeuren

Dossier door Mr. C. (Coen) Fledderus - 29 augustus 2023

X heeft sinds 2014 een rechtsbijstandverzekering bij Univé. In 2017 ontvangt X van Univé een brief waarin hij door Univé wordt gewezen op zijn claimgedrag. Univé wijst X erop dat hij meer dan gemiddeld een beroep doet op rechtsbijstand en als dit in de toekomst niet wijzigt, dit tot gevolg kan hebben dat de dekking van de verzekering kan worden beperkt of dat Univé de verzekering kan beëindigen. Nadat X opnieuw vijf zaken bij Univé had gemeld, heeft Univé hem in 2019 nogmaals een vergelijkbaar bericht gestuurd met daarbij een overzicht van de meldingen. Nadat X hierna nogmaals een melding heeft gedaan, was voor Univé de maat vol en heeft zij de rechtsbijstandverzekering in november 2019 beëindigd. Omdat X zich hierin niet kan vinden, legt hij de zaak ter beoordeling voor aan de geschillencommissie. X vordert dat Univé de opzegging ongedaan maakt en de rechtsbijstandverzekering met terugwerkende kracht herstelt. De geschillencommissie stelt voorop dat uit de algemene voorwaarden weliswaar volgt dat Univé de verzekering kan opzeggen als er bovenmatig veel schade wordt geclaimd, maar dat uit de wet (artikel 7:940 lid 3 BW) volgt dat opzegging pas kan plaatsvinden als ‘gebondenheid aan de overeenkomst niet meer van de verzekeraar gevergd kan worden’. Dit brengt volgens de geschillencommissie mee dat een verzekeraar bij een tussentijdse opzegging terughoudendheid moet betrachten. Een tussentijdse opzegging heeft voor de verzekeringnemer immers vergaande consequenties omdat het in de praktijk lastig kan zijn om − juist als gevolg van de tussentijdse opzegging − bij een andere verzekeraar dezelfde risico’s onder te brengen. Om deze bevoegdheid uit te kunnen oefenen, kan de verzekeraar dus niet volstaan met het afvinken van de in de polisvoorwaarden genoemde vereisten. De verzekeraar moet in het kader van de redelijkheid en billijkheid zorgvuldig overwegen of de omstandigheden wel ernstig genoeg zijn om opzegging te rechtvaardigen. Getoetst hieraan vindt de geschillencommissie dat Univé gelet op het schadeverloop van X op zich voldoende reden had om de rechtsbijstandverzekering tussentijds te beëindigen. Maar Univé moet de relatie met X desondanks herstellen. Want de geschillencommissie stelt vast dat Univé in de aan X gestuurde brieven er duidelijker op had moeten wijzen welke consequenties het claimgedrag van X had. Univé heeft in de brieven slechts volstaan met het in algemene zin benoemen van de maatregelen, namelijk dekking beperken of beëindigen van de verzekering. Maar dat vindt de geschillencommissie in dit geval onvoldoende. Univé had dus aan X moeten melden dat als zijn claimgedrag niet veranderde, de verzekering zou worden beëindigd. De geschillencommissie komt daarmee tot de conclusie dat Univé de rechtsbijstandverzekering onder deze omstandigheden niet tussentijds mocht opzeggen. De vordering van X tot herstel van de rechtsbijstandverzekering wordt dus bij bindend advies toegewezen.


Deel dit artikel