Aftopping ontslagvergoeding in sociaal plan

Dossier door Mr. H.M.J. (Henny) van den Hurk - 6 december 2022

Waar veel lagere rechtspraak zich al heeft uitgelaten over vormen van aftopping van ontslagvergoedingen in een sociaal plan oordeelt de Hoge Raad in dit arrest dat aftopping van ontslagvergoeding in het sociaal plan niet in strijd is met de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid.

In deze zaak gaat het om een werknemer die is geboren in 1952 en op 1 juli 1981 bij de werkgever, een bankinstelling, in dienst is getreden. Nadat hij vele jaren heeft gewerkt valt in 2015 het besluit van de bank dat de werknemer met ingang van 1 augustus 2015 boventallig te verklaren wegens het vervallen van zijn functie ten gevolge van een reorganisatie. Op de gevolgen van de reorganisatie is een sociaal plan van toepassing. Dit sociaal plan is overeengekomen tussen de bankinstelling enerzijds en de vakbonden FNV Finance, De Unie en CNV Dienstenbond anderzijds. Het sociaal plan bevat ook een zogenaamde ‘Mobiliteitsorganisatie’. In dat kader is in het sociaal plan opgenomen de situatie, dat wanneer een werknemer binnen een jaar geen nieuwe functie binnen of buiten de bankinstelling heeft gevonden, de arbeidsovereenkomst dan zal worden beëindigd. Bij die beëindiging zal dan een vergoeding worden aangeboden ter grootte van 75 procent van de zogenoemde ‘stimuleringspremie’. De stimuleringspremie ziet er op, dat de werknemers op grond van het sociaal plan zelf de keuze maken om af te vloeien. Doen ze dat niet, dan wordt de gang van zaken in het sociaal plan gevolgd. De stimuleringspremie kan worden ‘afgetopt’. Deze aftoppingsregeling houdt samengevat in dat de bruto-stimuleringspremie niet hoger is dan het brutosalaris tot de ‘individuele pensioenleeftijd’ van de werknemer. De werknemer in de onderhavige zaak is er niet in geslaagd binnen een jaar een andere functie te vinden. Zijn arbeidsovereenkomst is dientengevolge beëindigd per 1 september 2016. Echter bereikt de werknemer de individuele pensioenleeftijd vóór 1 september 2016. De bankinstelling heeft bij de uitvoering van het sociaal plan en de berekening van de stimuleringspremie aan de werknemer geen stimuleringspremie toegekend. Deze zou op grond van de aftoppingsregeling berekend moeten worden op nihil. Immers, zo stelt de bankinstelling, ligt de ontslagdatum ná de individuele pensioendatum. In deze procedure verzoekt werknemer de bank te veroordelen tot betaling aan hem van een ontslagvergoeding van 230.775 euro bruto, dat is 75 procent van de stimuleringspremie. De werknemer stelt zich namelijk op het standpunt dat de aftoppingsregeling in het sociaal plan krachtens artikel 13 WGBLA nietig is wegens verboden leeftijdsdiscriminatie. Louter vanwege het feit dat hij de pensioengerechtigde leeftijd bereikt, ontvangt hij geen stimuleringspremie. Bij zowel de kantonrechter als het hof krijgt de werknemer gelijk en wordt geoordeeld dat de aftoppingsregeling in strijd is met de WGBLA en derhalve als nietig buiten toepassing moet blijven.


Deel dit artikel