Is sprake van een verkeersfout van de voetganger
Dossier door 29 maart 2023
-Op 15 januari 2020 rond 17:36 uur vond aan de rechterkant op een fietspad te Oss in de richting van Berghem een botsing plaats tussen een voetganger, verzekerde van zorgverzekeraar partij A, en een snorfietser, verzekerde van WAM-verzekeraar partij B. De snorfietser kwam op het fietspad uit de tunnel rijden en vrijwel direct na het uitrijden kwamen de voetganger en de snorfietser met elkaar in botsing. Na de tunnel was geen voetpad aanwezig. Het was donker, het regende en het ongeval vond plaats op een fietspad op een industrieterrein.
Partij B stelt dat sprake is van een verkeersfout van de voetganger en is daarom bereid 45 procent van de schade te vergoeden. Partij B is van mening dat de voetganger aan de verkeerde kant van de weg liep en hiermee zichzelf de mogelijkheid ontnam om te anticiperen op naderend gevaar. Partij B geeft aan dat de plaats op de weg van voetgangers niet meer expliciet geregeld is, maar de handelwijze van de voetganger onder het oude RVV verboden was. Partij B is van mening dat de voetganger in strijd met artikel 5 WVW heeft gehandeld. De voetganger had geen rekening gehouden met het achteropkomende verkeer, terwijl dat wel van hem verwacht had mogen worden. Volgens partij B had de voetganger het ongeval kunnen voorkomen door reflecterende kleding of verlichting te dragen, aan de andere zijde van het fietspad, in de berm of op de parallelweg te gaan lopen. Partij B wijst op een arrest van het Hof Amsterdam ECLI:NL:GHAMS:1995:AK3498, waarin is bepaald dat voetgangers zich onder de gegeven omstandigheden hadden moeten instellen op het van achteren naderende verkeer en zich hadden moeten realiseren dat zij niet goed zichtbaar waren. Tevens wijst partij B op een uitspraak van de Rechtbank Almelo, ECLI:NL:RBALM:2012:BV6453, waarin werd geoordeeld dat voetgangers onrechtmatig handelden doordat zij in het donker aan de onveilige kant van het fietspad liepen. Daarnaast stelt partij B dat het onverwachte aspect van de plotselinge aanwezigheid van een voetganger en de omstandigheden waardoor tijdige waarneming werd bemoeilijkt, de bestuurder niet kan worden aangerekend.