Affectieschade: ontwikkelingen, knelpunten in de praktijk en verwachtingen
Artikel door 31 januari 2023
-
Sinds 1 januari 2019 kunnen naasten en nabestaanden aanspraak maken op vergoeding van affectieschade als hun naaste (de primair gekwetste) door een aansprakelijke gebeurtenis ernstig en blijvend letsel oploopt (artikel 6:107 lid 1 sub b BW) of overlijdt (artikel 6:108 lid 3 BW). In deze bijdrage wordt stilgestaan bij de werking en knelpunten van deze regeling.
Hoewel bij naasten en nabestaanden al langere tijd behoefte bestond aan erkenning van het hen aangedane leed via vergoeding van affectieschade (een eerder wetsvoorstel strandde tot veler verrassing in 2010), heeft het tot 1 januari 2019 geduurd voordat hun aanspraken in het BW zijn verankerd. Het aantal vorderingsgerechtigde partijen, en daarmee de schadelast, is met de introductie van het recht op affectieschade in het BW uitgebreid. In het consultatiewetsvoorstel zorg- en affectieschade ging het Verbond van Verzekeraars ervan uit dat de invoering van het recht op affectieschade zou (kunnen) leiden tot een premiestijging van 2 tot 3 procent. Uit onderzoek (Slachtoffers en aansprakelijkheid, Een onderzoek naar behoeften, verwachtingen en ervaringen van slachtoffers en hun naasten met betrekking tot het civiele aansprakelijkheidsrecht, Deel II: Affectieschade, A.J. Akkermans e.a., Den Haag 2015) blijkt dat affectieschade kan bijdragen aan de verwerking van het leed van naasten en nabestaanden. Hoewel de vergoeding het verdriet niet kan wegnemen, wordt dat verdriet daarmee wel benoemd en erkend en kan het een zekere genoegdoening verschaffen. De vergoeding heeft vooral een symbolisch karakter, en is zo meer een middel tot een doel, dan een doel op zichzelf. Daarbij is ook aandacht besteed aan de wijze waarop affectieschade wordt uitgekeerd. Benadeelden stellen het op prijs als de uitkering wordt toegelicht in een brief met persoonlijke toonzetting waaruit medeleven blijkt, en waarin wordt aangegeven dat de vergoeding een symbolisch karakter heeft omdat werkelijke compensatie voor het verdriet niet mogelijk is. (Kamerstukken I, 34257, C, p. 2). Om de regeling (i) (financieel) beheersbaar te houden, om (ii) langdurige en pijnlijke discussies over de intensiteit van het verdriet te voorkomen en (iii) transactiekosten te beperken, heeft de wetgever voor een beperkte kring van gerechtigden en vaste vergoedingen gekozen (Kamerstukken II, 34257, nr. 3, p. 4, 13 en 14).