Had adviseur voor aanvullende verzekeringsdekking moeten zorgen?

Dossier door Mr. Coen Fledderus - 29 april 2021

Van de adviseur wordt gevergd dat hij zijn klant behoedt voor een hiaat in de dekking van diens verzekeringen. Als er feiten of omstandigheden zijn die een dekkingshiaat kunnen veroorzaken, dan zal de adviseur naar bevind van zaken moeten handelen om de klant daarop te wijzen om dit ongedaan te maken. De adviseur zal zich er actief voor moeten inspannen om deze feiten of omstandigheden boven water te krijgen. Maar deze inspanning is niet eindeloos op te rekken. Ook van de klant mag verwacht worden dat hij de adviseur van de nodige input voorziet. In deze zaak speelt onder meer de vraag of de adviseur moet opdraaien voor de schade die zijn klant lijdt als gevolg van een ongedekte schade. Zowel in eerste aanleg als in hoger beroep worden de vorderingen tegen de adviseur afgewezen. De casus was als volgt.

Y exploiteerde een onderneming die zich bezighield met de verhuur van heftrucks zowel met als zonder chauffeur. Eind 2010 is aan Y opdracht gegeven om op locatie van de opdrachtgever met een heftruck met chauffeur een kist te lossen. In die kist zat een printer met een gewicht van 5.000 kilo. Bij het lossen is de kist gevallen. Daarbij is zowel schade ontstaan aan het pand van de opdrachtgever als aan de printer. Y had een aansprakelijkheidsverzekering voor bedrijven (AVB) gesloten bij Aegon. Deze verzekering behoorde tot de portefeuille van de adviseur van Y. Volgens Aegon was de schade aan het pand wel verzekerd, maar de schade aan de printer niet. Aegon beriep zich daarbij op de opzichtclausule in de polisvoorwaarden. Volgens Aegon had Y via de heftruck met chauffeur de lading in bewerking of behandeling, waardoor er geen dekking is voor de schade aan de lading. Y heeft naar aanleiding daarvan zijn adviseur aansprakelijk gesteld. Dit heeft geleid tot een procedure bij de Rechtbank Amsterdam. De rechtbank heeft de vorderingen van Y op diens adviseur afgewezen. Na het wijzen van dit vonnis is Y op enig moment failliet gegaan. Door de curator in het faillissement is de vordering van Y op de adviseur verkocht aan X. In de hogerberoepprocedure is X dan ook de partij die als appellant optreedt. Door het hof wordt geoordeeld dat de vordering van X niet op deze grondslag toegewezen kan worden. De vordering van X strandt dus om een formele reden. Maar het hof ziet daarnaast aanleiding om de zaak ook inhoudelijk te beoordelen.