Moet adviseur schade door niet-gedekt evenement vergoeden?

Dossier door Mr. C. (Coen) Fledderus - 1 april 2021

Op de adviseur (tussenpersoon) rust de plicht om te waken voor de verzekeringsbelangen van de klanten die tot zijn portefeuille behoren. Tot die taak behoort ook dat de adviseur zich voldoende verdiept in zijn klant. Dit geldt te meer als zijn klant een bedrijf exploiteert. Kennis van de aard en omvang van de werkzaamheden van dat bedrijf is daarbij onontbeerlijk. Bij onvoldoende zicht daarop kan het voorkomen dat de adviseur de plank misslaat door de reikwijdte van de verzekeringen niet in overeenstemming te brengen met de risico’s die zijn klant loopt. In deze zaak speelt onder meer de vraag of de adviseur moet opdraaien voor de schade die zijn klant lijdt als gevolg van een ongedekte schade. De rechtbank wijst de vorderingen jegens de adviseur vooralsnog niet toe, omdat er eerst nog nader bewijs geleverd moet worden. De casus was als volgt.

X exploiteert een bedrijf dat zich bezighoudt met onderhoud en installatie van beveiligingssystemen. X heeft in opdracht van een klant (een kledingbedrijf) een alarmsysteem geïnstalleerd in een tijdelijke opslagruimte, waarin kleding werd opgeslagen. In januari 2016 is in deze opslagruimte ingebroken en is de kledingvoorraad gestolen. Hoewel dat wel zo had gemoeten, had de door X geïnstalleerde alarminstallatie geen melding gemaakt bij de alarmcentrale. Hierdoor voldeed het kledingbedrijf niet aan de voorwaarden van zijn inbraakverzekering. De verzekeraar wees de claim van het kledingbedrijf af. Het kleding-bedrijf heeft daarop X aansprakelijk gesteld voor de financiële gevolgen daarvan. X had op zijn beurt een bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering (avb) gesloten bij Reaal. Deze verzekering was tot stand gekomen door bemiddeling van de adviseur van X. X leidde de aansprakelijkstelling van het kledingbedrijf door naar Reaal. Die wees het beroep op dekking onder de avb af. Want Reaal was van mening dat er sprake was van zuivere vermogensschade, zodat zij een beroep kon doen op de dekkingsuitsluiting in de polisvoorwaarden. X wendt zich daarop tot zijn adviseur en stelt hem aansprakelijk voor de schade die hij lijdt als gevolg van het ontbreken van dekking op de avb. De adviseur was actief onder een aantal handelsnamen en via een aantal entiteiten, waaronder ook een assuradeurenbedrijf. Omdat het X niet geheel duidelijk was met welke vennootschap hij een overeenkomst van opdracht had, werden alle entiteiten in rechte betrokken. De rechtbank stelt vast dat adviseur Y degene was die heeft bemiddeld bij het tot stand komen van de avb. De portefeuille van Y is op enig moment overgedragen aan adviseur Z. Vanaf dat moment was adviseur Z dus aan te merken als de adviseur van X. De rechtbank schetst het toetsingskader dat van toepassing is op beide adviseurs. De adviseur dient tegenover X de zorg te betrachten die van een redelijk handelend en redelijk bekwaam tussenpersoon mag worden verwacht. Deze zorgplicht brengt onder meer mee dat de adviseur voldoende informatie moet inwinnen om adequaat te kunnen adviseren bij de keuze welke verzekering er afgesloten moet worden. Voorkomen moet immers worden dat er een verzekering wordt afgesloten die onvoldoende dekking biedt voor de risico’s die het bedrijf van zijn klant loopt. De adviseur zal zich daarbij moeten verdiepen in het bedrijf van zijn klant, zodat hij een passende verzekering kan adviseren. Ook na het sluiten van de verzekering zal de adviseur, eenmaal bekend met wijzigingen in het bedrijf van zijn klant, moeten adviseren om zijn verzekeringen eventueel aan te passen. Ten aanzien van de opvolgende adviseur schetst de rechtbank dat deze zich een zelfstandig beeld zal moeten vormen van de overgenomen portefeuille. De adviseur zal daarbij moeten onderzoeken of de verzekeringen eventueel gewijzigd moeten worden. Hij zal er daarbij niet blind op mogen vertrouwen dat zijn voorganger de portefeuille correct heeft beheerd. Op de opvolgend adviseur rust een eigen onderzoeksplicht.


Deel dit artikel